Laten we leiders met kennis van zaken in ere herstellen, ze zijn hard nodig

Iets eerdere versie van het stuk in de Volkskrant, deel van een serie van vier columns:

Leiders? Ik weet niet hoe het met u zit, maar op de werkvloer heb ik me zelden ‘geleid’ gevoeld. Wel gemanaged. En hoewel ook belangrijk, is dat toch echt iets heel anders.

Iemand een leider noemen doen we hier niet snel, het klinkt zelfs raar. “Only sheep need a leader”. Toch is het in Amerika een veel alledaagser begrip, en houdt de vice-president conferenties waar “our future leadership” wordt aangemoedigd. Goed leiderschap onderscheidt zich van management doordat het een geïnformeerde en uitdagende richting biedt.

We kijken met angst en beven naar de politiek in Amerika, maar we zouden een hoop kunnen leren van hun huidige ministers en ambtenaren. Een US minister van defensie of buitenlandse zaken bijvoorbeeld is altijd gepokt en gemazeld in het veld. Heeft er vaak ook al een boek (of twee) over geschreven. Daarnaast is er een serieuze cultuur van expertise op ministeries, vol mensen die hun sporen al lang en breed verdiend hebben.

Regelmatig zijn er bijeenkomsten tussen Amerikaanse en Nederlandse ministers, en dat moet een hele rare gewaarwording zijn voor de Amerikanen: ministers met misschien wel twee jaar ervaring, en ook een vers geroteerde staf topambtenaren die weinig kunnen inbrengen. Goeie kans dat zelfs de meest junior policy advisor in zo’n bijeenkomst de vloer kan aanvegen met onze meest seniore beleidsadviseur. Een gênante toestand waarbij zowel minister als staf geen expertise hebben.

Ondertussen worden veel belangrijke dossiers niet meer door eigen ambtenaren behandeld, maar door externe consultancybureaus, zoals uitstekend uiteengezet in het recente boek De Consultancy Industrie. Zo’n consultant neem je overigens niet even mee naar een overleg met een Amerikaanse delegatie.

Deze situatie is volgens het uitstekende boek Ik wil er niets van weten een bewuste keuze: topambtenaren moeten verplicht frequent rouleren. Dit is ooit bedacht omdat ministeries ideologische en inflexibele bolwerken geworden waren. Maar zo bouwt een departement natuurlijk ook geen kennis op. Een typische vacature voor een senior beleidsmedewerker bijvoorbeeld noemt eerdere ervaring in het veld slechts als voorkeur (!). Ministers zijn ondertussen voor politieke doeleinden eenvoudig onderling uitwisselbaar.

Zo krijg je inderdaad geen ’leiderschap’.

Halverwege de jaren 90 kwam er in Nederland een paradoxaal inzicht. We kunnen het water niet eindeloos onze wil opleggen met immer hogere dammen en dijken. Men koos toen voor het uitgangspunt “ruimte voor de rivier”, waarbij geaccepteerd werd dat sommige gebieden af en toe zullen onderlopen, maar we netto toch drogere voeten houden.

Zoiets vergt geïnformeerd leiderschap, want je moet mensen die hier nadeel van ondervinden meekrijgen. Dit programma is afgerond, en het werkt. In andere landen kijkt men bewonderend naar wat we bereikt hebben. Het kon dus ooit wel.

De beste kennis

Zowel in het bedrijfsleven als binnen de overheid word je raar aangekeken als je het management team omschrijft als “leiders”. Hou je presentaties voor de directie simpel, anders wordt het niks. Sterker nog, we zijn vaak erg enthousiast als men hoog in de boom een beetje begrijpt waar het in de uitvoering om gaat.

En dat is belachelijk. Er moeten overal belangrijke keuzes gemaakt worden, maar we leggen ons erbij neer dat de mensen aan de top vaak geen eigen expertise hebben, laat staan dat ze een leidende rol zouden kunnen vervullen.

Enkele wijze voormalige overheidsdienaars geven al geruime tijd aan dat het zo niet langer kan en dat er toch echt meer expertise geworven en behouden zal moeten worden. Daar is in de overheidsvacatures inmiddels een begin van te vinden.

Maar zoals ik eerder in deze krant zei, met kleine stappen komen we er niet. Een werkomgeving die is ingericht op procesmanagement reageert niet vanzelf goed op een nieuwe inhoudelijk ingestelde medewerker. Zo iemand kan zomaar weggezet worden als wijsneus of dwarsligger.

Beter zou het zijn te streven naar een significante hoeveelheid expertise door hele ministeries heen, inclusief de top. Een minister en een staf die samen een autoriteit zijn op hun onderwerp, en zo met gezag hun departementen kunnen leiden naar het beste beleid. Iets wat we hard nodig hebben in deze uitdagende tijden.

En voor wie roept, wie gaat dat betalen? De overheid geeft nu honderden miljoenen uit aan externe consultants, mensen die na iedere klus met hun opgebouwde kennis weer weglopen. En vreemd genoeg slaat men deze externe expertise toch hoger aan dan die van het eigen personeel. Voor dat geld kunnen ook bergen hoogwaardige ambtenaren geworven worden, waar men dan wel weer op moet durven bouwen.

Ik hoop van harte dat een nieuwe coalitie overtuigend afscheid zal willen nemen van de rare toestand dat noch ministers noch topambtenaren zelf beschikken over de beste kennis.